gedichten, gedachtes 4 |
|||||
Gedichten – gedachten vanaf 11 2019
het klinkt als regen noem het ‘regen’: en hoor geen regengeluid meer
leren lukte nooit ent mij op wat mij omgeeft onderzoek ervarend
geloof moet helen maakt zo heilig, er is één en dat is al één
godsdienst projecteert mij(n)zelf naar buiten: ik reik naar onbereikbaar
ik geloof in mij zelf en ook in jou, want dat zelf, dat ben jij ook
kwetsbaar: verbinden heelt. door de ander. zo mij verbonden voelen
ik lees: leegte is een begrip, maar begrijpbaar is het niet, is niets
woord voor woord zet mij stil, gevoel vertaald. woord na woord aanvaard ik mij
onderscheid begrenst vormt de vorm. maakt oneindig niets tot iets
redeneren kent geen vanzelfsprekendheid: het construeert verband
het woord duidt, biedt aan spreekt, vormt , als idee, begrip schept het iets uit niets
een woord: nume: knik waarna alles anders: dat woord ziet zich gevormd
tot waar het woord aan alles raakt, waar woord Woord en alles Alles wordt
je streelt mij, voelt mij kwetsbaar, pakt vast, voel mij gekoesterd voelt mij
onderscheid begrenst vormt tot vorm. maakt oneindig al wat is tot iets
droom, waarin het nog steeds onverkende. zij blijft mij begeleiden
bang voor afloop dus verschil beangstigt. goed bleek steeds tijdelijk
krachtig genoeg om de droom te beleven. mee te maken. met jou
blijft het verlangen uiterlijk alles vervuld het verlangen blijft
zien roept naar binnen naar onvoorstelbaar anders het schept mij scheppend
politiek is mens zijn wat doe ik en welk beeld schep ik voor mijzelf
drijfzand als bodem maar ik ontdekte zand. jij drijft weg. ik zie je
gevoel rakelt op her-innert: maakt is wat was sluit zich rond mij op
leef ik mijn leven of leeft mijn leven mij; kies ik jij, of het leven
taal schept de wereld, de logica wat normaal schijnt maar kijken verbaast
grond, waarop alles bestaat, een bestaand idee de mens denkt, bedenkt
emotie logisch gebracht: wil niet wordt kan niet gebracht als doordacht
ben niet wat ik denk te zijn, voel. zo afwezig ben ik hier nu juist
innerlijk verband die verbondenheid, logos. samenspel met mij
leven is koken(d) kruidende emoties strijdend zich rechtvaardigend
mijn huid voelt als mijn wezen, door jou aangeraakt samen zo inéén
geheel valt uiteen in het verschillend zijn gelijk samenhang als opdracht
zoekend verlangen geboeid verdrijf ik leegte wetend onwetend
buizen verbinden vloer blijkt plafond. besef vergroot ogenschijn
gemetseld gelijk afkeer verbindt. schept eenheid en zo verraders
taal is magie, het roept op, openbaart, het verhaal boeit, het woord bezweert
ik geloof in het woord, taal schept zich mijn wereld perspectief, weten
groots dus woordenloos verbonden. onbegrepen hapert deze taal
wil jou, zoals ik jou wil, en dat jou geven geef, om wat wij zijn
het woord maakt inhoud overdraagbaar: ik herken mij daarin, spreek mijzelf
overleven geeft zin en richting, leven is vrij, dus zelf kiezen
mijzelf zijn…of dat worden? wat doe ik daarmee wie maak ik daarvan?
zien, gezien te zijn zijn, om zelf te zien. wil iets wezen, maar niets zijn
helder is, wat iets niet is, maar wat wel blijkt zo vaak onverwoordbaar
enkel ervaren dat blijft over, dit maakt mee wat ik zelf mee maak
ik schrijf en herken mij in mijn woorden. herken mijn bestaand persoon
denken kleedt uit, ont raadselt, ordent, doet door- en inzien, maar klinkt hol
oppervlakte, om mijzelf in stand te houden het bedekt, verstopt
oppervlakte boven ombevangen. een schild dat schermt, afschermt, beschermt
niet buiten, maar juist diep in de werkelijkheid verblijft wat heelt het uiterlijk, dat projecteert haar rijkste schoonheid naar onbereikbaar buiten wil steeds dichter, als maar dichter bij, daar, woordloos groots aanwezig zijn alles is fictie voor een waarheid; alles is waar, waar schijn blijkbaar blijkt hoe dieper het gaat hoe moeilijker te vatten en sterker de invloed het is goed, maar voelt niet zo. voel misverstaan, dat kwetst. juist ook in mij oorsprong, kern, drijfveer wezen, wat onderligt en doet ontstaan, zo schept ontwikkeling, naast kennis, om een antwoord dat past, eens geweten nu jij en ik, nu: achtergrond, nu als draagvlak voel nu bodem, grond ontwaken in de waarom vraag, hoe, waartoe; van bewustzijn bewust hoe duidelijker de ingang, hoe groter het raadsel: een keerpunt loslaten om in te gaan, opgenomen om verlost te worden het leren moest mijn ontdekkingstocht vervangen. ik haakte dus af eigen ruimte, stoel boek, ruimte in mij, open ik eigen, ieders, ruimte
vervreemd als wij zijn ons van onszelf ont-vreemden helend aan ons zijn
iedere dag een scheppingsdag. zie, soms zie in regel, vorm, orden
wat tegengesteld leek, verenigen, steeds mijn drijfveer tot één – zijn
verstoort, breekt open het verwart wat gewoon was vraagt mij om mijzelf
heilig verklaren heft denken op. zo ontvoerd, en onbereikbaar
als hier nu eens nu zou zijn, in plaats van wat was wat een bevrijding!
alles om iets en verlangt meer, maar stelt teleur alles is: het is
de directe roep volgen, of niet. wat is de grond, die roept, waarom
tot volgeling van eigen innig weten, de eigen go(e)de schat
de wereld naar, in zijn hand, het volk krijgt daarvan ziet op, zit neer, droomt
wat ik lees, schrijf, doe het is voor het eerst en laatst gaandeweg opnieuw
afleiding, weg van wat is: te onherbergzaam vulling voor gemis(t)
perspectief en hou- vast, hou mij vast, geef mij grond bevestig mij – zelf
ik ben, maar hèt is slechts soms. meestal is er iets wat ik dan moet zijn
verdwijnen, in iets opgaand er zo helemaal niet zijnd, dan juist wel
tevreden, voldaan gelukkig toch dat gemis onvervulbaar gat
verras mij met het beeld, dat ik uit mij en ons zelf ontvang en weergeef
zie de logica het wordt plaatsbaar, minder eng dan schijnt er (be)grip
focus, scherp je blik wees waar je bent, vind jouw grond vind rust, maak je vrij
wat is waar, hoe is het echt, dus: ken u zelve grenzen bevrijden
de mens verbeeld zich zelf, dat lijkt werkelijk waar wat in mij uitwerkt
schep illusie: beeld model, waarin ik verblijf om thuis te gronden
onzekerheid vindt altijd zijn drijfveer. wat om geeft past mij niet aan
gewend aan spanning zonder voelt vreemd. dus vorm mijn vertrouwde onrust
in het kleinste zit het grootste. de cirkel van bestaan sluit zich daar
structuur, een heelheid dagelijks puzzel ik mijzelf bij elkaar
antwoordloos weten wat is, is wat het is. niet wetend alwetend
naïef als natuur onkundig wetend. zijn wat zij is. zo er zijn
energie moet zich richten, vormt redenen voor vertrouwd (on)genoegen
inner migration ochtend: boek, pen, papier, ik spiegel me tot mij
onder invloed. door gevoel overmeesterd. willoos stuiter ik
afscheid is weer zien: her – inner mij; wat was is en bleef, het maakt mij
levend in halfslaap construeert werkelijkheid denkt wat hij weet
eigenlijk zie je weinig, maar kijk je heel veel weet niet, maar tast af
kennis is als kunst, een weergave: het maakt het mee, vormt zich een beeld
gewoon is de wereld waarin te leven valt, zo anders, dan wat is
ik omcirkel de werkelijkheid met taal, denk dat dat dan waar is
crisis: wat is, bleef want gangbaar valt weg: over blijft hoe wij bestaan
verbannen tot leegte, die wij steeds in ons meedragen, mee met…
woorden geloven in onwaarschijnlijk, zoals vrijheid en veiligheid
wat was is geweest voorgoed voorbij. blijvend is nu: nieuw verleden
gebeuren anders dan wat gewild wordt: wil wil wat gebeurt temmen
de grond beweegt, de vorm gaat mee, toont dat, het is binnenstebuiten
ik weet het wel, maar of ik het ook wil weten dat is de vraag
de dagen gelijk het ritme vergelijkbaar vul in naar draagkracht
voorbij mijn willen ruimte om vrij te voelen wat mijn leven vraagt
bezit van mij(n)zelf groter zijn dan wat ik doe en meer moet laten
het systeem regelt geeft houvast, zekerheid, lost je op in antwoorden
de onzekerheid bevraagt mijn grond, is er iets en dan wat, mij draagt?
ik leef, lees, ben mijn eigen levende verslag zie mij, maar ben niet
‘kunstenaar natuur’ zij maakt ons echt bewust: z’n virus ontregelt
taal is toneeltekst het roept op, suggereert, maar zij is zichzelf niet
echt weten is het besef, dat meer dan èèn vorm van weten bestaat
wat ontstaat maakt mij creatuur, tot creator zij vormt zo dit werk
religie biedt wat wel leven vraagt, waar wij toe bestaan, dat verstaan
naïef als spontaan intuïtief: geen denken kan daaraan tippen
ik doe en herleef nu blijkt vroeger blijkt nu, het blijft, veranderend
veel dichterbij is alles anders, vertrouwd blijkt vreemd, mysterieus
een waarheid is de fuga: iedere stem komt anders overeen
zonder voorstelling geen vraag. weten vraagt om meer niet weten aanvaard
plaats, waar ik was, mij (mee) maakte, vormde tot wat ik werd en nu ben
ervaren vormt, maakt mee, tot hoe ik nu mee maak: schep ervaren
het zijn, dat is: maak het een persoon en je hebt god: het zijn wordt iets
het zijn wordt iets: mens krijgt vorm, behoeftes, noodzaak het zijn werd zondig
ik stem mij af, word deel van wat mij omringd, dat mij mij mee doet maken
zijn van de zijnden moederkloek van wat is; houd alles in, omsloten
vergankelijk, de vorm, maar wat is, is. en blijft is deel voor iets nieuws
eens geloof, dat mijn bestaan fundeerde. maar de vorm viel inéén. tot één
de dagen gelijk en toch steeds anders: ik maak de verschillen mee
de vorm als een zich openende deur, toegang tot wat mij ontbreekt
onthuist uit mijzelf zoek ik de koestering van gedragen worden
fantasie, verhaal ongewild ingebeeld. stuurs overleef ik mij
toen de mens mens werd verloor hij de eenheid. zo is een god nodig
een verhaal, een mens een vloer, die draagt, een hemel die troost. wel – levend
verblijf, waar ik nu ben, mij realiseer mij geopend hier, nu
iemand, die mij wil zelf ook gewild wil worden samenhankelijk
gevaar: ik moet mij herzien. inschikken tot mijzelf weten van waar en waarde
zich aanéén rijgend zich als tot één dag, herhaalt zich steeds weer weer één
waarop richt ik mij wat geeft hoop, inspireert, sterkt draagt en voedt mij, hier
woorden: inhoud naast betekenis: welk verhaal ik eromheen vouw
hoe beter het gaat hoe groter de onvrede altijd een tekort
het verhaal klopt, de inhoud niet: daar komt het plot zo onwerkelijk
de mens, ui zichzelf gevallen, strompelt voort, zoekt verloren één zijn
kunnen stilstaan maakt elk eind natuurlijk, actief wordt dat dramatisch
contact, dat wat er over stroomt, verbindt, dat mij doet zijn wat ik ben
niets is anders en toch alles: pensioen: leeftijd geeft minder leeftijd
leeftijd is wat was leeftijd is wat komt, leeftijd is waar ik beleef
de impuls aarzelt aan de poort van wat is, ziet zichzelf en verdwijnt
een doel richt, stuurt, boeit bevrijdende onzekerheid maakt bestaan aanvaardbaar
aandachtig lief, jouw vingers; te vaak haastig mijn benen wild willend
informatie of het hart, dat weet: openbaart dat, wat nodig is
de dag ligt open en kijkt mij aan: ik kus mijn geliefde en leef
het gevoel geraakt wordt zich gewaar. opent zich en leeft dus beleeft
het verhaal is als een voorbeeldzin bij een woord
mijn thuis lag slechts in mijzelf. in mijn ervaren ik maakte mij mee
de werkelijkheid ben ik zelf: reflecteer mij in wat ik mee maak
slotakkoord, wat was daalt daarin neer: een hoopvol noodlot bij mijn Bach
verlangen, uitzicht verwachting, perspectief van meer dan dit, ruimte
tegengesteld vraagt naar haar eigen houding om zich te kunnen helen
alsof alles een groot alsof is: het lijkt, doet zich voor als waar-schijn-lijk
ik weet, denk ik en denk naar wat ik weet. denk dat en dat denkt in mij
veelvormigheid of normaliteit, welke normaliteit biedt totaliteit
ik kader uitzicht de spiegel, schuin, toont het; als een raam biedt het zicht
logische wereld orde, of de bron, die jou, mij, die ons ontspringt
drijfzand, vertrouwen vraagt vaste basis; glibber zo van mijzelf weg
de meetlat valt weg wat is is. de vrijheid ziet zijn eigen leegte
las (en lees) mij naar dieper verstaan, waar ik wel thuis kan (kon) komen
onbepaald is vrij geboeid zijn bepaald. paal, boei weg uit de vrijheid
jij raakt mij. ik voel voel mij opgenomen, naar mijn plaats gedragen
lang op weg, weg van wat vanzelf spreekt. hoewel kort terug lijkt langer
voel mij geboren aan jou, sta mij mij toe. toch huiver ik, aarzel
ik wil proeven, wil opmerken wat mij beweegt hoe ik bewogen wordt
ontrafel, doorzien mijzelf zo tegenkomen vertrouwen herwinnen
ergens, waar ik wel kon zijn, die ik was. en ben mij weer terugvind
een stadstuin, waar ik kippen ruik: wat was, dat is en wat is, was ook
ieders eigen rijk rijkdom. uit daaruit, zoekt. wil ontvangen worden
kijk in mijzelf. jij ook. wat zien wij, ook elkaar waar verblijven wij
hoop of illusie beeld dat voortdrijft. het, mij. boeit. eist haar vervulling
evenwicht: laten gaan maar sturen. aan de wal van wellevendheid
steeds mijn taal gezocht tekst, beeld, dat samen. verbind zoek passend verband
overweldigend willen. angst sluit af. minder dan schaduwleven
woorden als deur, raam de concluderende muur twijfelt zich ruimte
een gat, blind oog dat alles ziet, weet, maar verblindt. het gemis, dat kent
juist spaarzaam zegt veel wat woorden, van jou, mij, brengt samen heet welkom
het woord raakte aan de grond. want een wellevend fundament ontbreekt
ware religie therapie tot het zijn. De vogel die vliegt, vliegt
open naar mijzelf en erbuiten. ik, ben er buiten en ook in
openstellen en ervaren. opgaan in wat is en was, daar, hier
leeftijd, nog niet bekend waar ik niet aan toe kom, onverkend wat ik niet weet, ongekend
vragen, afvragen door vragen (het antwoord is een uitgestelde vraag)
de behoefte wil het: alles volmaakt en af. heel en in orde
ruimte als klankkast afstand komt hoorbaar dichtbij voel binnen binnen
ondergaan of voort door; struikel over mijzelf de boom groeit groeiend
ik wil jou, jij mij en wij onszelf? kwetsbaar sterk is buigzaam krachtig
preekstoel en alles vervloeken, om wat over blijft er wel toe doet
geschiedenis is (er) enkel nu: het spiegelt wat was in vandaag
laat de kennis voor wat het is, streef wijsheid na dat brengt tot leven
schrijven is gerust stellen. ik aanvaard mij zo nu, hier in woorden
omdat er minder is wil ik meer. grijpen kan alleen naar anders
niet voldoen is on voldoende: vraagt meer, steeds meer het gemis, dat blijft
ontrouw: alles steeds controleren: weg van mij is geen weg voor mij
geloof of niet, ik geloof dat contemplatie wel onmisbaar blijkt
zonder voorstelling geen beeld: hoe stel ik mij voor denken is theater
verlangen wat doet afkeren van wat gewenst wordt grondeloos als het is
rond 1900 werd alles anders bedacht ik in 1970 schrijf ik in 2020
er zit een besef in mij, wat voor mij beslist mij stuurt, ontdek ik
wil zo verschijnen beeld, gespiegeld aan een norm wat je bent breekt af
kadert en opent biedt uitzicht en begrensd. taal gaat zichzelf te buiten
beeld, beeldvorming, uit beelding, wat stelt het voor? waar vind ik mij terug?
waar de waarheid, in beschouwing of ervaren ik maak mij mee
de behoefte aan tastbaarheid, rechtvaardiging ik ben want (als, omdat)
lezen, een rollenspel met mijzelf: wat, hoe zou ik waarom zou ik niet
een zolder, die zijn huis beschrijft, de mens, die zich zelf onderzoekt
ik zie lucht ik denk ruimte ik kom thuis
het resumé: wat was is. bleef wat blijft. is wat ik geworden ben
mee maken wat zich laat ervaren, is wat het is, vormloos als zijnd
zie lucht, wil altijd anders en nog anders ongekend weten
maakt niet zoek, maar raakt kwijt. de wereld verschilt door ons verwoordend zien
ben ik meer van de hemel of van de aarde ik zie wolken gaan
goed naast fout schijnt zo helder, maar leven blijkt wazig verbindt wat contrasteert
de dingen dansen in de argumenten de schoonheid overtuigt
verscholen schoonheid innerlijke logica onthult, het verstilt
in de leegte achter wat gebeurt, is waar het werkelijk plaats vindt
neem mij serieus en ik lees over doodsangst: wat was dat was, eens
herinnering: dat wat verdwenen is, weg, het is wat eens wel was
vertrouwen, wat re- soneert, draagt, door jou, bij mij. door de heibel heen
het besef van het vertrouwde maakt het zo bij- zonder. net als dit woord
een dag niets geleerd is een dag niet geleefd: het leven ontdekkend
er was eens, er is nu, ik ben steeds, werd wat ik beleef, mee maak
wat ik mij vraag is belangstelling te houden, geboeid die drijfveer blijvend
zoek mijn uitdrukking steeds dat ene, ongrijpbaar wezenlijk, willen verstaan
een bestaan voor de taal, ideeën, voorkeuren een verstaan, dat is
|
|||||